Met artisjokken haal je een eetbaar boeket in huis: het zijn eigenlijk gesloten bloemknoppen. Ze zijn bijzonder lekker van smaak, bijvoorbeeld met een vinaigrette of mayonaise. De artisjokharten kun je verwerken in een salade of op een pizza.
Je kunt artisjokken op verschillende manieren bereiden. Je kunt ze stomen, bakken of zelfs grillen. Maar de meest gangbare manier is koken. Verwijder eerst de onderste bladeren. Deze zijn hard en taai. Wrijf dan met de snijkant van een halve citroen over de onderkant, zodat de artisjok daar niet verkleurt. Verwijder de bovenste bladeren wanneer ze hard of stekelig zijn.
Afhankelijk van hun grootte moet je artisjokken 25 tot 35 minuten koken. Voeg ook hier wat citroensap toe aan het water om verkleuring van de artisjokken te voorkomen. Je kunt een bord op de artisjokken leggen om ze onder water te houden tijdens het koken. Je kunt controlleren of de artisjok gaar is door met een vork te testen of de bodem zacht is geworden. Of probeer of je gemakkelijk een blaadje los kunt trekken.
Artisjok heeft een zachte, licht nootachtige smaak. Je kunt hem daarom goed combineren met veel andere smaken. Probeer artisjok bijvoorbeeld op een vegan pizza vol groente, in een pasta of in een salade met rucola. In combinatie met wijn is de artisjok een uitdaging. Na het eten van artisjokken smaakt wijn namelijk anders, van zoet en vlak tot zelfs metalig! Het advies is daarom om bij artisjok een droge witte wijn te drinken die niet op hout gerijpt is. Bijvoorbeeld eentje met met frisse zuren.
Van een artisjok kun je de buitenste bladeren en de bodem eten. De laatste binnenste blaadjes (zonder vruchtvlees) en het ‘hooi’ onderin niet. Je eet een artisjok door de blaadjes er één voor één af te trekken en met je tanden het zachte, vlezige gedeelte van het blad te schrapen. Dit doe je met alle bladeren totdat je bij de kern komt. De bodem of het artisjokhart kun je als laatste snijden en volledig opeten.
