Voor de komst van de aardappel was de raap, zoals zoveel andere ‘vergeten groente’ onmisbaar in onze keuken. Rapen bestaan in zeer veel variëteiten, de best gekende is deze meiraap.
Rapen kan je koken, stomen, in de puree stampen, frituren, opvullen enzovoort. Als je de rapen kookt doe je dit best niet al te lang: papperige, overgare raapjes zijn immers niet lekker. Dé klassieker om rapen te verwerken is in een goeie ouderwetse hutsepot. Het jonge blad (snijmoes of snijkool genaamd) wordt eveneens gegeten. Je kan dit gebruiken zoals spinazie.
Rapen zijn enorm calorie-arm en zijn rijk aan vitamine C, vitamine B1 en B2, vitamine A, calcium, fosfor en ijzer. In de oudheid stonden raapjes erom bekend een geneeskrachtig middel te zijn tegen aandoeningen aan de luchtwegen en huid en als middel om zweetoksels te vermijden. Enige bewijskracht hiervoor is er echter niet. Rapen bevatten echter ook veel nitraten. Deze worden in het lichaam door bacteriën omgezet tot nitrieten die schadelijk zijn in de gezondheid in grote hoeveelheden. Wanneer je gewoon raap eet kom je zeker niet aan deze hoeveelheden maar een portie heropwarmen doe je beter niet.